Definitie natuurlijke selectie

Het concept van natuurlijke selectie maakt deel uit van de theorieën die de Britse natuuronderzoeker Charles Darwin heeft voorgesteld om de evolutie van de soort te verklaren. Volgens Darwin delen de verschillende biologische soorten een gemeenschappelijke afstamming die is vertakt door evolutie .

Natuurlijke selectie

In dit proces, aldus Darwin, slaagden de bevolkingsgroepen erin om te evolueren in hun opeenvolgende generaties dankzij een mechanisme dat natuurlijke selectie wordt genoemd. Genoemde selectie bestaat uit de reproductie van de genotypes volgens de omgevingscondities, die de reproductie verhinderen of ten goede komen volgens de kenmerken van het organisme.

Natuurlijke selectie betekent met andere woorden dat de natuur "kiest" hoe organismen zich volgens hun eigenschappen voortplanten en dus de adaptatie bevordert en de evolutie van soorten bevordert .

Darwin begreep dat natuurlijke selectie bepaalde gebouwen respecteerde. De wetenschapper, in zijn werken, legde uit dat het geselecteerde kenmerk erfelijk is en dat er een variabiliteit van dit kenmerk tussen de monsters is. Deze variabiliteit veroorzaakt verschillen in biologische toereikendheid (overleving) en zorgt ervoor dat alleen bepaalde kenmerken van de nieuwe verschijningen zich tot de gehele populatie uitstrekken. De opeenstapeling van variaties die in de loop van verschillende generaties overleven, vormt het evolutionaire proces .

Natuurlijke selectie wordt meestal verklaard als het voortbestaan ​​van de sterkste of de sterkste, omdat het organisme dat blijft bestaan ​​en evolueert degene is die dankzij evolutionaire veranderingen erin slaagde zich aan te passen aan de omgeving. De andere organismen zijn daarentegen gedoofd. Het idee wordt echter vaak in twijfel getrokken wanneer het naar andere gebieden wordt overgebracht, omdat het de eliminatie van degenen die zwak zijn of aanpassingsproblemen in hun groep lijkt te rechtvaardigen.

Sinds Darwin (1809 - 1882) de theorie heeft ontwikkeld die ons aanbelangt, zijn er veel toepassingen van gemaakt. Zo belichtte hij bijvoorbeeld degene die zich bezighoudt met de ontwikkeling van antibioticaresistentie in wat micro-organismen zijn. Geneesmiddelen die, sinds ze in de jaren twintig door Alexander Fleming werden ontdekt, zijn gebruikt om verschillende ziekten te behandelen waarvan wordt aangenomen dat ze een bacteriële oorsprong hebben.

In het jaar 1859 was het voor het eerst dat de man van de wetenschap de eerder genoemde theorie van de biologische evolutie opstartte die op dat moment een authentieke revolutie werd en die op dit moment een fundamentele mijlpaal in de wetenschap blijft. Zozeer zelfs dat bijvoorbeeld andere soortgelijke benaderingen vorm hebben gekregen. We hebben het in het bijzonder over Neo-Darwinisme of Neodarwiniaanse theorie, een voortzetting van Darwins werk.

Meer specifiek wordt gezegd dat deze nieuwe theorie een perfecte optelsom is tussen de aanpak van natuurlijke selectie, de genetische theorie die is ontwikkeld door Gregor Mendel en de zogenaamde genetica van wiskundige populaties.

Huidige professionals in de wetenschap zijn duidelijk dat natuurlijke selectie plaatsvindt in een populatie zolang er drie fundamentele factoren zijn, zoals differentiële biologische effectiviteit, fenotypische variatie en de overerving van variatie. Ze bepalen dus dat als deze drie elementen voorkomen, er een verandering optreedt in wat de genetische vorming is van de bovengenoemde populatie door natuurlijke selectie.

Aanbevolen